In 1636 adviseerde de vermaarde arts Johan van Beverwijck echtgenoten door een trouwring te plassen om zo de vruchtbaarheid te vergroten. Als deze in onze ogen wonderlijke aanbeveling in 2017 zou zijn gedaan, dan zou menigeen dit advies diskwalificeren als pseudowetenschap. Het ‘plasadvies’ is dankzij degelijk wetenschappelijk onderzoek naar vruchtbaarheid allang gesneuveld.
Echte wetenschap mag je van Rob Hamers (Opinie, 5 juni) niet zomaar tegenover pseudowetenschap zetten. Is dat onderscheid werkelijk zo moeilijk te maken?
Hamers mag dan gretig wijzen op een aantal tekortkomingen in de wetenschap en daarbij quasidiepzinnige vragen stellen als ‘wat zijn feiten?’ en ‘wat is waarheid?’, maar niemand ontkent dat er allerlei ruisfactoren in het wetenschappelijk bedrijf een rol (kunnen) spelen. Dat wetenschap honderd procent objectieve kennis met eeuwigheidswaarde oplevert, zal evenmin iemand voor zijn rekening willen nemen. Alle kennis is ‘voorlopig’ omdat toekomstig onderzoek een nieuw feit aan het licht kan brengen. Sterker nog, na 45 jaar is de helft van de medische feiten alweer achterhaald of weerlegd. In de natuurkunde is dat 13,7 jaar. Economische inzichten hebben een nog kortere levensduur: de halfwaardetijd is 9,3 jaar.
Anderzijds kan niemand – en dus ook Hamers niet – om het gegeven heen dat mensen dankzij wetenschappelijk onderzoek niet meer overlijden aan ziektes die vroeger dodelijk waren; dat mensen zich dankzij vliegtuigen veilig kunnen verplaatsen over enorme afstanden; dat de kwaliteit van het voedsel en water nog nooit zo hoog is geweest als nu, etc. Deze lijst kan moeiteloos worden aangevuld. Een alomvattend scepticisme over wetenschap en kennis is dan ook niet gerechtvaardigd.
Het is in deze Trumpiaanse tijden mode om laatdunkend te doen over de gevestigde wetenschap, maar pseudowetenschappen zijn toch echt op een wezenlijk andere leest geschoeid dan reguliere wetenschappen. Pseudowetenschappen kampen met een groot gebrek aan fatsoenlijk bewijs. Zonder betrouwbaar bewijs kan iemand alles beweren. Het is en blijft dan louter speculatie. Zo bediende Freud zich veelvuldig van anekdotisch bewijs: zijn theorie ‘bewees’ hij met de verhalen die hij in zijn spreekkamer hoorde. De vraag hoe representatief of gekleurd die verhalen waren, was eenvoudigweg niet aan de orde.
Verder wordt er in pseudowetenschappen gebruik gemaakt van allerlei immuniseringstrategieën: wie het niet eens is met een pseudowetenschappelijke theorie, kan de waarheid niet verdragen of is vastgeroest in oude denkpatronen. De vastgeroeste wetenschapper mist het inzicht van de ingewijde: hij blijft met zijn argumenten steken in een primitief denkstadium. Zo is traditionele wetenschappelijke kennis in bepaalde (pseudowetenschappelijke) kringen ondergeschikt aan intuïtieve kennis. Bewijs hoeft niet te worden geleverd: de ingewijde begrijpt het intuïtief en de niet-ingewijde kan het niet snappen bij gebrek aan intuïtie.
Een ander kenmerk van pseudowetenschappen is de allesverklarende theorie. Als een ‘paranormale’ voorspelling niet uitkomt, heeft dat te maken met de aanwezigheid van negatieve energie. Die energie komt dan steevast uit de scepticus. Wat er ook gebeurt, de theorie blijft overeind.
Al deze manco’s vormen de harde kern van pseudowetenschappen. Dat is meteen het verschil met de reguliere wetenschap: weliswaar treffen we ook daar soms enkele van de bovenstaande manco’s aan, maar die worden dan wel als hoofdzonden beschouwd. Kortom, wetenschap kun je wel degelijk heel makkelijk tegenover pseudowetenschap zetten, ook al strookt dat niet met een of andere Trumpiaanse intuïtie.
Uit: Trouw d.d. 20 juli 2017
John Lousberg & Ron Ritzen zijn als docenten kritisch denken aan de Juridische Hogeschool Avans/Fontys verbonden.
Foto: https://imgserv4.tcdn.nl/v1/RZZ71dalKjagT83w_7tXEB7j4-A=/704×398/smart/http://metronieuws.tcdn.nl/field/image/6cdb6f0e76b482f277cdc846a5d52f7f-1447168363.jpg
No Comments